Schilderijen

Trouwfoto

‘De trouwfoto van mijn ouders is het uitgangspunt voor een serie portretten van hen. Ze zijn inmiddels allebei overleden. Nog lang na hun overlijden, had ik soms de behoefte ze te bellen, maar dat kon natuurlijk niet. Later kon ik alles beter loslaten. Op een dag heb ik een kopietje gemaakt van hun trouwfoto, maar ik had geen idee wat ik er precies mee wilde. Eigenlijk was ik bezig met een serie over bloemen en zaden, maar de portretten intrigeerden me ineens veel meer. Het schilderijformaat stond snel vast: elk kleiner formaat voldeed niet. Mijn manier van schilderen is tijdens het maken van deze schilderijen anders, losser geworden. Ik laat de sterk verdunde verf soms druipen, gebruik ook potlood. De schilderijen zien er nu uit alsof ze zijn aangetast, dat is zo ontstaan; ze konden gewoon niet schoon blijven. Deze werkwijze past mooi bij hun mistige wereld waarin ik me probeerde te verdiepen. Hoe was het voor hen, toen? Mijn ouders hebben elkaar ontmoet tijdens het bevrijdingsfeest, ze woonden dicht bij elkaar. Mijn vader was schipper en mijn moeder werkte in de huishouding. Op de foto kijken ze uiterst onbevangen het leven in. Dat ontroert me, het idee dat het grootste deel van het leven van mijn ouders hier nog moet beginnen. Als ik aan het werk ben, denk ik daar over na; schilderen is voor mij een manier om iets te ontdekken wat ik nog niet ken. Ik weet natuurlijk hoe hun leven verder is gelopen. Ze waren heel gek met elkaar en sterk op elkaar gericht. Op een of andere manier is één oog van mijn moeder in het schilderij leeg gebleven. Iemand wees me erop. Ik had het zelf nog niet gemerkt, maar het past bij die naar binnen gekeerde kant van haar.

Mijn ouders waren heel gelovig. Onbewust heb ik een vis boven hen geschilderd, later zag ik daar het beeld van de Ichtus in. Ik geloof zelf niet; dood is voor mij dood. Achter het portret van mijn vader heb ik groen wier geschilderd; het is een wereld waar ik niet in kan, zó dood. Heel lang had ik er moeite mee de dood zo zwart neer te zetten als in het portret van mijn moeder. Er heeft van alles onder gestaan, maar uiteindelijk is het toch donker geworden, het donker van onder de aarde. Het steekt mooi af tegen de gele jurk van mijn moeder. Zij staat hier aan het begin van haar huwelijksleven, mooi en open naar de toekomst.

Of ik nog eens zo’n portret van mezelf in mijn jonge jaren zal schilderen? Goede vraag. Dat vind ik wel een stap. Want wat laat ik dan zien? Er zijn ook pijnlijke dingen in mijn leven gebeurd en wat voelde ik daarbij? Zo’n schilderij is niet een plaatje bij een praatje. Het is iets ontdekken. En dat wil ik voor mezelf wel doen, maar wil ik dat ook vertonen? Na mijn scheiding, twintig jaar geleden, heb ik veel prenten en tekeningen gemaakt die achteraf bekeken, over afstand en nabijheid bleken te gaan. In composities kun je met beeldelementen heel goed iets laten zien over verhoudingen tussen mensen. Staan ze tegenover elkaar, naast elkaar, draaien ze naar elkaar toe of van elkaar af? Het mooie van kunst maken, is dat het beeld soms sterker wordt dan wat ik had bedacht. De kaders zijn een bewuste keuze, maar het proces verloopt altijd weer anders. Als het goed gaat, schildert het schilderij zichzelf. Net als met autorijden: je bepaalt waar je heen wilt, maar het rijden gaat bijna zonder nadenken. Een kwestie van sturen en toch ook de grip wat loslaten. De rode draad, die zie ik meestal pas veel later.’

Uit een interview door Lisette le Blanc bij de tentoonstelling Lekart in Culemborg rond 2010.